Boekweit komt van een plant die geteeld wordt voor zijn zaden. Voor Nederland zijn Polen en Frankrijk de belangrijkste productie plekken. Ook wordt dit product veelal uit China gehaald. De naam betekent in het Nederlands: beuktarwe, gebaseerd op de vorm van het zaad wat erg op die van de nootjes van een beukenboom lijkt. Het wordt vaak als een graan gezien, maar in werkelijkheid is het geen onderdeel van deze familie. Daarom noemen we het een pseudograan. Boekweit is een ideaal ingrediënt voor mensen met glutenallergie, aangezien het geen gluten bevat. Het is erg voedzaam, aangezien het rijk is aan magnesium, kalium en fosfor. Verder bevat het vitamine B1, B3 en B5. Ook is het zaad licht verteerbaar, waardoor het ook vaak gebruikt wordt voor de geneeskunde. De naam is een samentrekking van boek (oude vorm van het woord beuk) en weit (oude naam voor tarwe). De vorm van het boekweitzaad komt sterk overeen met die van beukennootjes, al zijn ze beduidend kleiner, ongeveer 6 mm lang. Het zaad kan tot meel worden gemalen. Boekweit werd gedurende enkele eeuwen in Europa op vrij grote schaal verbouwd, maar wordt thans nauwelijks nog geteeld wegens de bewerkelijkheid en kwetsbaarheid van de cultuur en wegens de geringe opbrengst per oppervlakte-eenheid. In het midden van de negentiende eeuw besloeg boekweit in heel Nederland nog acht procent van het landbouwareaal (65.000 ha), maar na de Tweede Wereldoorlog is het praktisch verdwenen. In de veengebieden rond Emmen lagen de beste boekweitjaren zo tussen 1870 en 1890 toen de opbrengst groeide van 20.000 mud naar 22.000 mud. In 1838 had Emmen 1353 hectare veenboekweit en dat groeide uit tot 2200 hectare in 1851. Rond 1889 was dit alweer geslonken tot 1400 hectare en na 1927 werd er in Emmen helemaal geen boekweit meer verbouwd. Boekweit was een uitkomst voor "arme boeren" die geen mogelijkheden hadden om te investeren. Door boekweit te verbouwen konden zij boer zijn zonder vee of kapitaal. Het was makkelijk te verbouwen, maar boekweit is zeer gevoelig voor weersinvloeden waardoor oogsten toch vaak tegenvielen en de armoede groot bleef. Er waren lucratieve jaren in de boekweitteelt, maar als er nachtvorst voorkwam kon de hele oogst van dat jaar verloren gaan. Niet voor niets stond boekweit ook bekend als 'jammerkoren'. Boekweit is een goed ‘bijengewas’; bijen voeden zich er graag mee. Het levert een aromatische en zeer donker gekleurde honing. Boekweit is een cultuurgewas dat waarschijnlijk afkomstig is uit een tamelijk droog deel van China, met name uit een gebied grenzend aan Mantsjoerije, Mongolië of Tibet. Het werd via de zijderoute door de Mongolen aan het eind van de middeleeuwen naar Oost-Europa gebracht en later van daaruit naar Midden- en West-Europa. Uit stuifmeelonderzoek is echter ook gebleken dat boekweit al voor het begin van de jaartelling in Nederland voorkwam. Archiefonderzoek leert dat al vanaf 1390 een snelle introductie van boekweit plaatsvond in de Nederlanden. De centra hiervan waren de Kempen en de IJsselvallei. Boekweit is langs drie zijden West-Europa binnengekomen: een noordelijke route, mogelijk via de Hanze, met als naamtype boekweit, een oostelijke handelsweg met naamtype Heidenkorn of Pohanka, en een zuidelijke route met als naamtype Saraceens of Moors graan.