Chia, ook wel bekend als Salvia hispanica, is een plantensoort uit de lipbloemenfamilie, afkomstig uit Centraal- en Zuid-Mexico en Guatemala. Uit overleveringen blijkt dat het werd geteeld door de Azteken voordat Columbus Amerika ontdekte, en dat de jaarlijkse belasting in chia betaald werd aan de machthebbers. Chia wordt nog steeds gebruikt in Mexico en Guatemala, met de gemalen zaadjes, terwijl het hele zaad wordt gebruikt als voedingsingrediënt en wordt toegevoegd aan voedzame drankjes. Het woord chia is afgeleid van het woord chian, uit de taal van de Nahua, een Mexicaans volk dat afstamt van de Azteken, en betekent “vettig”. De Mexicaanse staat Chiapas heeft zijn naam te danken aan het Nahuatlwoord voor “chiawater” of “chiarivier”. Chiazaad werd (en wordt) voornamelijk verkocht als zangzaad, maar men ontdekte dat ook mensen het rauw kunnen eten. Vraag en prijzen rezen. Het is een manier om proteïne, vetten en vezels binnen te krijgen. Gemalen chiazaad wordt soms toegevoegd aan een ruw meel gemaakt van geroosterde maiskorrels. In Mexico consumeert men chiazaadjes toegevoegd aan water of vers vruchtensap, dit staat bekend als chia fresca. De geweekte zaadjes zijn geleiachtig van aard en worden gebruikt in pap en pudding. Gemalen chia wordt toegepast in bakproducten, waaronder brood, cake en kaakjes. Kiemen van chia worden op eenzelfde manier gebruikt als kiemen van alfalfa: in salades, op sandwiches en in andere gerechten. Chia wordt als gezondheidsproduct ook steeds vaker gebruikt als aanvulling op de dagelijkse voeding. De zaden bevatten fosfor, mangaan, calcium, kalium en natrium in hoeveelheden vergelijkbaar met andere eetbare zaden, zoals lijnzaad of sesamzaad.