De den (botanische naam: Pinus) is een geslacht van naaldbomen uit de dennenfamilie (Pinaceae). Veel soorten binnen het geslacht Pinus worden gekenmerkt door naalden die op korte loten staan in bundels van twee tot vijf of meer. De naalden kunnen van enkele centimeters tot circa 25 centimeter lang worden. Enkele soorten zijn struiken, maar de meeste soorten zijn bomen. De den heeft een grote verspreiding op het noordelijke halfrond: vooral in Noord-Amerika en Azië komen veel soorten voor. Dennensoorten kunnen dominant zijn in bossen in wat koudere regionen zoals in de bergen en in landen dichter bij de noordpool. In Nederland kwam de grove den na de laatste ijstijd van nature voor op hoogveen. De grove den is daar verdwenen door de ontginning van hoogveen. Er zijn enkele dennensoorten zoals de Corsicaanse den en grove den aangeplant om zandverstuivingen vast te leggen. Hierdoor zijn de enorme stuifzandgebieden op de Veluwe grotendeels verdwenen. Daarnaast is in de 20e eeuw veel grove den aangeplant in Nederland om te voorzien in de behoefte aan mijnhout. Het hout van vele Pinus-soorten wordt gebruikt als timmer-, bouw- en meubelhout. Het hout van de Europese Pinus sylvestris heet (Europees) grenen, een naam die met een bijvoeglijk naamwoord ook wel voor het hout van andere Pinus-soorten gebruikt wordt. Zo is Frans grenen het hout van Pinus pinaster. In het verleden werd hout uit Amerika wel aangeduid als "Amerikaans grenen", maar tegenwoordig worden de Amerikaanse benamingen voor de diverse houtsoorten (handelsgroepen) overgenomen, zoals pitch pine, southern pine, waarbij het kan gaan om Pinus echinata, Pinus elliotii, Pinus palustris of Pinus taeda. Dennen worden ook gebruikt om hars en pek te extraheren. Het harsachtige spinthout dat de boom vormt rond verwondingen werd voorheen gebruikt voor verlichting. De zaden van sommige dennensoorten zijn zo groot dat ze als voedsel worden gebruikt, zoals pijnboompitten en cedernoten. Naast de pijnboompitten worden ook de dennennaalden gebruikt voor consumptie.