Een kokosnoot of klapper is eigenlijk geen noot maar een steenvrucht van de kokospalm, waarvan het mesocarp (het vruchtvlees) niet vlezig maar vezelig is. Daarbinnen zit het harde endocarp, dat het zaad omgeeft met drie duidelijk zichtbare kiemopeningen. Bij de kieming komt de kiem door een van deze openingen naar buiten. De drie kiemopeningen zijn de overblijfselen van de in aanleg uit drie vruchtbladen bestaande vrucht. Het zaad van de kokospalm is eenzaadlobbig en heeft dus uit één kiemlob die het transport van het reservevoedsel naar de kiemende plant verzorgt. Het reservevoedsel in het zaad bestaat uit kiemwit, dit heeft een witte kleur en een vette vezelige structuur. Dit is de kokos die onder andere gedroogd als kokosmeel in de handel komt. Verder is er het vloeibaar kiemwit, kokoswater, kokosmelk of klapperwater genoemd, een half troebele vloeistof. Bij een volledig rijpe vrucht bestaat al het kiemwit uit vezelig kiemwit. De vrucht bevindt zich in een groene bolster. Deze wordt na de oogst verwijderd, waarna de harige, houten noot verschijnt die in de winkels ligt. Het vruchtvlees wordt gedroogd tot kopra of gebruikt in allerlei gerechten en lekkernijen. Het kokoswater wordt in Azië veel gedronken omdat het een veilige en verfrissende drank is. Uitgeholde kokosnoten golden in de 16e- 18e eeuw als geliefde en veel verzamelde curiositeiten, en er zijn ook vaak drinkbekers (vaak voorzien van een zilveren deksel) van gemaakt. Onder anderen het Rijksmuseum Amsterdam bezit zo'n kokosnootbeker. Ook zijn uitgeholde noten als klankkast in gebruik geweest voor allerlei muziekinstrumenten.