Brandnetel (Urtica) is een plantengeslacht, waarvan in Nederland en België de grote brandnetel (Urtica dioica) en de kleine brandnetel (Urtica urens) voorkomen. Het geslacht kent tussen de 30 en 45 soorten, waarvan vier in Midden-Europa voorkomen. Via import wordt nu regelmatig de zuidelijke brandnetel (Urtica membranacea) gevonden. De zuidelijke brandnetel is net als de kleine brandnetel zowel eenhuizig (met mannelijk en vrouwelijke bloemen) als eenjarig en met een penwortel, anders dan de tweehuizige grote brandnetel, die een wortelstok heeft. De bloemtrossen van de grote brandnetel hangen in okselstandige aren, van de kleine brandnetel staan ze rechtop. Beide brandnetels hebben brandharen aan de stengel en aan de bovenzijde en rand van het blad. Aanraking met brandnetels wordt gemeden door de mens, omdat de brandharen van de plant jeukende en geprikkelde huidirritaties veroorzaken. Deze brandharen (uitsteeksels van de bladeren) bevatten namelijk stoffen als histamine en diverse zuren. De grote brandnetel wordt ook wel in de keuken gebruikt, bijvoorbeeld voor soep of kruidenthee. Door de bladeren te koken of te drogen verliezen de brandharen hun werking. Grote en kleine brandnetel zijn belangrijk als waardplant voor de monofage rupsen van sommige dagvlindersoorten, waaronder atalanta, dagpauwoog, gehakkelde aurelia en kleine vos. Ondanks hun vervelende reputatie als onkruid, hebben brandnetels vele gunstige eigenschappen. Brandnetels zijn een waardevolle bron van voedingsstoffen, waaronder vitamine A, C, en K, ijzer, calcium en eiwitten. Ze worden al eeuwenlang in de traditionele geneeskunde gebruikt vanwege hun ontstekingsremmende en diuretische eigenschappen. Brandnetels kunnen helpen bij de behandeling van verschillende aandoeningen, zoals artritis, allergieën, urineweginfecties en huidaandoeningen.