Keltisch zeezout komt uit de Guérandestreek in Bretagne, Frankrijk. Het wordt ook wel 'sel gris’ (grijs zout) genoemd. Dit Keltische zeezout is zeer rijk aan mineralen en spoorelementen, wat een bijzonder volle en complexe smaak geeft, dat behalve zout- ook zoet- en bittertinten bevat. Van alle zouten heeft Keltisch zout het laagste gehalte aan natriumchloride en is daarmee het zachtste en ‘vriendelijkste’ zeezout ter wereld. Het ruim tweeduizend jaar oude Keltische zoutwinningsproces is hiervoor verantwoordelijk. Keltisch zeezout wordt handmatig gewonnen volgens een traditionele, meer dan 2000 jaar oude Keltische methode in de Guérande-streek in Bretagne, Frankrijk. Water uit de koude zeestroom van de Atlantische Oceaan wordt via een ingenieus kanalenstelsel geleid naar ondiepe kleimoerassen. De zure klei in deze moerassen neutraliseert tot op zekere hoogte het zeer basische zeewater. Keltische zeezout met een natriumchloride gehalte van ca 90 procent is een van het meest natriumarme zeezout ter wereld. Bovendien vermengt het zeezout zich met de kleimineralen waardoor het een grijze kleur krijgt. Dit komt de mineraleninhoud van het zout alleen maar ten goede! De kleimoerassen hebben daarnaast ook een zuiverende werking. Het zeewater wordt via kanalen van het ene moeras naar het andere geleid, waarbij de moerassen fungeren als een soort natuurlijke zuiveringsmethode, doordat microben in de klei onzuiverheden in het zeewater neutraliseren. Het gehele proces duurt zo’n twee weken, waarna het zoute water verzameld wordt in een bassin waar het verdampt door de zon, zodat alleen de zoutkristallen overblijven. De zoutwinner (‘paludier’) schept het zout dan handmatig op. Het zout wordt niet gewassen, niet gedroogd en niet geraffineerd, dus de mineralenbalans blijft volledig intact. Bovendien tonen tests aan dat het zout 100 procent vervuilingsvrij is door deze aloude zuiveringsmethode. Keltisch zeezout bevat veel mineralen en spoorelementen die allemaal in de perfecte verhouding, samenstelling en balans ten opzichte van elkaar staan. Dit is zichtbaar in de kristallen die van uiteenlopende grootte zijn en de zeer complexe, zachte smaak waarin behalve zouttinten ook zoet- en zelfs bittertinten proefbaar zijn! Peterselie (Petroselinum crispum) is een tweejarige, winterharde, kruidachtige plant uit de schermbloemenfamilie (Apiaceae). De bovengrondse delen van peterselie worden veel gebruikt in de Europese keuken, maar evenzeer in de Amerikaanse keuken en in het Midden-Oosten. Het kruid is fris van smaak. Er zijn drie soorten die het meeste worden gebruikt. Krulpeterselie (P. crispum var. crispum) met de bekende gekroesde bladen wordt in hoofdzaak gebruikt als garnering. Bladpeterselie of platte peterselie (P. crispum var. neapolitanum) heeft gladde bladeren en heeft door een hoger watergehalte en een hoger gehalte aan etherische oliën (in hoofdzaak apiol) een fijnere smaak dan krulpeterselie. Van wortelpeterselie (P. crispum var. tuberosum) wordt de penwortel gegeten. Deze wortels zijn zo'n 15 cm lang en zijn door veredeling vlezig en goed eetbaar geworden. Van krulpeterselie en bladpeterselie is de wortel niet eetbaar. Wortelpeterselie komt in het wild nog voor rondom bergbeekjes in mediterrane berggebieden. In Nederland en België is de plant nauwelijks bekend. Bladeren en wortel kunnen worden gedroogd, waarna deze lang bewaard kunnen worden. Bladeren kunnen ook worden ingevroren. Van wortelpeterselie dient de wortel eerst te worden geblancheerd alvorens deze wordt ingevroren. Bij de oude Grieken was peterselie het symbool van de vreugde. De combinatie van peterselie en marjolein werd daar als middel tegen een kater gebruikt. Door de Romeinen werd het gebruik van het kruid verspreid over West-Europa. In de Middeleeuwen werd peterselie gebruikt als groente en werd onder meer verbouwd in de keizerlijke tuinen van Karel de Grote. Peterselie (in veel gevallen de bladen) dient pas aan spijzen toegevoegd te worden vlak voor het serveren (dus niet meegekookt te worden) omdat het anders te veel van zijn smaak en frisheid verliest. Dit kan in combinatie met bieslook. Ook wordt het vaak samen met knoflook aan roomboter toegevoegd om kruidenboter te vormen. Bladpeterselie kan ook in salades gebruikt worden. Gemalen peterseliezaadjes worden ook als specerij gebruikt. De wortel van wortelpeterselie kan rauw worden gegeten. Geraspte wortel kan worden toegevoegd aan salades. Peterselie is een klassiek bestanddeel van een bouquet garni. Kruidenthee van peterselie kan worden gebruikt als diureticum. Het verhoogt de afscheiding van urine door het afremmen van de Natrium-kaliumpomp in de nieren. Hierdoor wordt de afscheiding van water en natrium versterkt en tezelfdertijd de absorptie van kalium verhoogd. Cherokee Indianen gebruiken het als tonic ter versteviging van de urineblaas. Chinese en Duitse herboristen raden deze thee aan tegen hoge bloeddruk en het wordt gebruikt als menstruatieopwekkend middel. De medicinaal actieve stoffen bevinden zich in alle delen van de plant, maar zijn het sterkst geconcentreerd in de etherische olie van de zaden. De belangrijkste stoffen in de etherische olie van peterselie zijn apiol en myristicine. Myristicine is vooral bekend als het psychoactieve bestanddeel van nootmuskaat. In onderzoek bij muizen is een mild sederende werking gevonden van peterselie, wat mogelijk aan de aanwezigheid van myristicine toe te schrijven is. Verse peterselie bevat relatief veel mineralen (met name ijzer en silicium), evenals B-vitaminen en caroteen. Het vitamine C gehalte is uitzonderlijk hoog (80–300 mg per 100 gram). Door peterselie te kweken in de buurt van rozen, kan de geur van de rozen worden versterkt en de gezondheid worden verbeterd. Een aftreksel kan worden gebruikt als haarversteviger. Ook kan het worden toegevoegd aan een lotion voor een droge huid of om sproeten te verminderen. Het kauwen op de rauwe bladen verfrist de adem en wordt ingezet om de geur van knoflook uit de mond te verminderen. De etherische olie van peterselie wordt soms verwerkt in parfums voor mannen.